Hugo Beukema (65) heeft met al zijn ervaring in de horeca de afgelopen jaar vijf jaar lang zijn ziel en zaligheid gelegd in Jazzcafé Alto. Maar Alto is in de nacht van 1 op 2 april 2017 gestopt. Maak kennis met het verhaal van de trotse oprichter van Alto. Na vijf jaar komt langzamerhand het besef dat hij best trots mag zijn.
Jazzcafé Alto was gevestigd in de Kleine Kromme Elleboog nummer vijf te Groningen. Wegens verbouwplannen van de verhuurder van het pand, Wijnand van Smeden, is het café dit weekend officieel gesloten. Op zaterdag 1 april nam team Alto, bestaande uit Hugo, Kim en Tertia, afscheid van het café en zijn gasten.
Afscheidsfeest
De hoeveelheid gasten die zaterdagavond op het afscheidsfeest afkwam, liet blijken hoe geliefd het café was. Een groot feest met prachtige speeches en acts van vaste gasten. De muziek van de band die zijn oorsprong in café Alto vond, Shake Some Dust, deed vele mensen swingen en meezingen. Rond tweeën gingen de deuren voor het publiek dicht en verbleven team Alto, vrienden en band in kleine kring achter om het onderling af te sluiten.
In gesprek met Hugo Beukema
Hoe omschrijf jij Alto?
“Als een ontzettend gezellig café wat voor iedereen toegankelijk moest zijn en ook was. En ja, jazz heb ik toch wel hoog in het vaandel, dat is wel waar ik om geef en dat mengt ontzettend goed met het publiek wat hier kwam. Maar ook buiten de jazz om, was het toch eigenlijk wel een café waar niemand – en dat vind ik denk ik wel een van de belangrijkste dingen – wat hoog te houden had. Dat is niet nodig en dat vind ik een mooi gegeven van het café.”
Iedereen kon dus lekker zichzelf zijn?
“Precies. En dat heeft ergens natuurlijk ook te maken met het interieur. Het was een oud bruin café, dus je hoeft ook niet hip staan te doen. Dat kun je wel doen, maar dat slaat als een tang op een varken. Maar buiten het feit om dat het gewoon een bruin café was, zijn er op jazzgebied wel bizar mooie dingen gebeurd, zeker in samenwerking met het Stichting Jazz in Groningen. Hier hebben de echt grote mensen uit Nederland bijna allemaal gestaan. Dat vind ik zo bijzonder.”
Hoe kwam je eigenlijk op de naam Alto?
“Ik ben zelf begonnen op de Alt-saxofoon. Maar er is ook een jazzsaxofonist genaamd Cannonball Adderly. Vaak wanneer hij werd aangekondigd bij optredens, dan werd er gezegd ‘Mr. Cannonball Adderly on Alto’. Ik vond dat altijd een fantastische mooie naam en hij was ook een geweldige saxofonist. Maar in Amsterdam bestaat ook een Alto, een fantastisch jazzcafé. Dus die combinatie heeft mij doen besloten om het Alto te noemen. Ik heb het nog nagevraagd of dat mocht, maar qua concurrentie was er geen enkel steentje in de weg want de afstand was te groot. En achteraf denk ik ook, hoeveel Café’s Bos heb je wel niet, of Zeezicht, of weet ik het.”
“Ik vind het ontzettend leuk hoe dat hier in het A-kwartier gaat, bijna een voorbeeld van hoe het in de rest van de horeca zou moeten.”
Je hebt het café een tijdje alleen gedraaid. Maar wanneer was voor jou het moment om personeel aan te nemen?
“Het was op een avond dat er een voetbalwedstrijd op TV was. Ik kreeg, ontzettend lief, een beamer aangeboden van Arnold, van de Wolthoorn. Dat is ook weer een verhaal apart trouwens. Dat is iets wat ik helemaal niet gewend ben in de horeca, het was eigenlijk alleen maar broodnijd en afgunst.
Dat vind ik in het A-kwartier zo bijzonder om mee te maken, dat je hier als collega’s zo goed met elkaar door een deur kan. Arnold, Paul, Floris en Jan-Bas waren enorm behulpzaam, moest ik echt aan wennen. Ik vind het ontzettend leuk hoe dat hier in het A-kwartier gaat, bijna een voorbeeld van hoe het in de rest van de horeca zou moeten.”
Maar…
“Ja, om terug te komen op je vraag… personeel aannemen. Nou, het was dus een drukke avond vanwege het voetbal, ik kon het eigenlijk niet aan. En toen kwam er een jongedame binnen die had afgesproken met een toenmalige vriend. Ze zei: ‘Zal ik u helpen, meneer?’ Ik dacht, als ze wat ervaring heeft en het werk aankan, kom maar door. Ze zei: ‘Dan moeten we achter de bar even afspreken dat als ik zeg ‘voor’, dat u dan een stap naar achteren doet en zeg ik ‘achter’, dat u een stap naar voren doet.’ Ik dacht bij mezelf ‘Wow, grote God, wat gebeurt hier?’ Ze kon het niet aanzien geloof ik, dat ik het zo druk had en dat ik misschien een beetje warrig was, ik weet het niet.
Maar dat is zo’n vorm van geluk, wat je maar gewoon moet hebben – dat je zo iemand als Kim tegenkomt. En, nooit meer bij elkaar weggegaan. Dat is wel heel bijzonder hoor. Kim is ook zo’n enorm horecamens, ook van huis uit. Dus ik denk dat dat het ook is wat wij in elkaar aanvoelen; zij is niet aan het bijverdienen, zij is echt met het vak bezig.”
Hoe waren jouw ervaringen met de Ellebogenbuurt voordat je er een zaak begon?
“In de tijd dat ik zelf nog een zaak aan de Korreweg had, kwam ik hier regelmatig een biertje doen. Dat was over het algemeen in de Wolthoorn, toen nog onder de eigenaar Koos Huizenga. Maar met de horeca zelf was ik toen niet bezig, ik kwam er omdat het ik het bijna het mooiste café van de stad vond. En eigenlijk alles wat Koos Huizenga heeft gemaakt is fantastisch; het was een kunstenaar. Ik heb hem hier ook een keer uitgenodigd, met de vraag van wat hij hier zou veranderen. Ik weet nog dat Koos hier een kop om de deur stak en hij keek. Het enige wat hij vroeg was ‘Heb je der aardigheid an?’ Ik zei ‘Ontzettend.’ ‘Niks meer aan doen’, zei hij en weg was die. Mooi hè.”
Hoe was de laatste periode?
“Ik zal het je eerlijk vertellen, ik was er helemaal niet zoveel mee bezig. Ik vind het zo gek dat het nu afloopt. Ik weet niet hoe dat moet. Ik kijk er ook wel naar uit, maar aan de andere kant had ik het ook zo naar mijn zin, het is mijn huisje geworden. Er gebeurden ook nog zoveel dingen. Thuis bouw je het af, heb je een lijst liggen met dingen die nog geregeld en opgezegd moeten worden en dan kwam je ‘s middags hier, je zet de bar klaar, doet de kaarsjes aan en maakt het weer gezellig. Hoe raar is dat?
Het is alsof je in de auto zit en je de verkering wilt uitmaken en je komt thuis en je bent nog hartstikke verliefd. Het loopt allemaal door elkaar heen. Maar het werd wel wat minder licht allemaal zo aan het einde, het werd wat zwaarder. Maar dat is ook uit zelfbescherming zodat de klap op 2 april niet te hard zou zijn.”
Waar is Hugo straks nog te vinden?
“Ik denk thuis. En eventjes in Frankrijk. Ik zal ook af en toe nog wel in de Wolthoorn opduiken, maar dan is de hoedanigheid dus wel anders. Maar ik heb gewoon heel veel zin om thuis te zijn, dat heb ik al zolang niet meer gehad. Ik ben bezig met een geluidscabine om te repeteren en te oefenen op m’n saxofoon, heerlijk. En ik wil sudderlappen opzetten…”
Lees het gehele interview in het boek ‘Alto’, wat Kim van der Es samen met Dick Muileman heeft gemaakt, uitgegeven door Uitgeverij Van Berkel. Een tastbare herinnering aan vijf jaar Alto vol met verhalen van vrienden, horecacollega’s en vaste gasten. Er zijn nog enkele exemplaren beschikbaar in Café Wolthoorn & Co.